contact
MyEtwie
In de kijker

Ambacht: erfgoed, economie en duurzaamheid

Gepubliceerd op 18/03/2014
vie_eindhoven

Waarin ligt de kracht van het ambacht en hoe kunnen we deze ten volle benutten? Dit was het centrale thema van een tweedaagse conferentie op 14-15 maart, georganiseerd door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (kortweg het VIE) en het (Nederlandse) Fonds voor Cultuurparticipatie. Ambachtslui, academici en erfgoedwerkers gingen samen op zoek naar mooie voorbeelden van innovatie, samenwerking en borging van (traditionele) ambachten. Deze internationale conferentie kaderde voor het VIE in het Jaar van de Ambachten en was in zekere zin een vervolg op de Dag van de Ambachten die vorig jaar georganiseerd werd en waarop ETWIE ook aanwezig was.

Francesca Cominelli (Sorbonne) opende de lezingenreeks van de eerste dag, met een situering van ambachten in de UNESCO Conventie betreffende Immaterieel Erfgoed van 2003. Erg belangrijk volgens haar is de holistische transformatie naar een duurzaam ambachtensysteem, waarbij de gemeenschappen heel duidelijk gevaloriseerd worden. Later op de dag paste ze bovendien haar theoretische stellingen toe op haar eigen bevindingen omtrent het Maître d’Art model in Frankrijk. Deze laatste lezing was erg interessant in het licht van het project 'Schatten van*in Mensen', waaraan ook ETWIE meewerkt.

Ook op vrijdag kregen we een presentatie van Arjo Klamer, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en verbonden aan de Stichting Economie & Cultuur (Hilversum). Hij vroeg zich af welke voorwaarden vervuld moeten zijn om tot een herwaardering van het ambacht te komen en hij kwam tot een vijftal speerpunten. Ten eerste is het belangrijk dat de ambachtseconomie ingebed geraakt in een ambachtscultuur (cf. belang van gemeenschappen volgens Cominelli). Verder moeten ook de ‘anderen’ waardering krijgen voor de kwaliteit van het ambachtelijk werk. Om hier oog voor te krijgen, en dat is zijn derde punt, is het nodig dat ambachtslui het verhaal rond hun product vertellen en er trots op zijn. Ten vierde moeten ambachten geherdefinieerd worden: niet enkel aangeleerd/geschoold handwerk zou in aanmerking mogen komen. En ten slotte vraagt een herwaardering van het ambacht, volgens Klamer, voor een erkenning van nieuwe ambachten (zoals bijvoorbeeld tandartsen, chirurgen, muzikanten...). Vooral deze laatste stellingname is nog voer voor discussie. Klamer ijvert er ook voor dat er opnieuw een gildensysteem zou worden ingevoerd in Nederland. Ook deze stelling lokte echter enkele negatieve reacties uit. Een gildensysteem zou immers uitsluiting bevorderen.

Ook Titus Kockel van het Zentralverband des Deutschen Handwerks pleitte voor een holistische aanpak wat de herwaardering van ambachten betreft. In Duitsland staat men al erg ver met het in kaart brengen van ambachtslui. Echter, de aanpak daar is veelal economisch. Cultuur is in geen enkel opzicht een aspect dat mee in beschouwing wordt genomen bij de studies naar ambachten. Na de middag werd een bezoekje gebracht aan het atelier van Piet Hein Eek, een gedreven ontwerper/meubelmaker/ondernemer wiens bedrijf is ondergebracht in een van de voormalige Philips-gebouwen in Eindhoven. In de namiddagsessie was vooral de lezing van Liesbeth Coelen inspirerend. Coelen werkt voor de opleiding creatief vakman aan SintLucas. Zij toonde aan hoe het, ook in de 21ste eeuw, mogelijk is om vakmanschap in te schrijven in een onderwijscurriculum.

De verschillende lezingen werden afgewisseld met debatmomenten, die vakkundig geleid werden door journalist Frénk van der Linden. Aan het einde van de eerste dag kwam Ineke Strouken, directeur van het VIE, tot enkele deelbesluiten. Er is nood aan een plaats in het onderwijscurriculum voor ambachten, ambachtslui moeten zelf proeftuinen opzetten in samenwerking met de creatieve industrie en het onderwijs, het economische aspect van de ambachten mag door beleidsmakers niet genegeerd worden (overweeg eventueel een BTW-verlaging), ambachten moeten opnieuw (letterlijk) zichtbaar gemaakt worden in de stad in plaats van verdrongen te worden naar de industrieterreinen aan de rand en er moet samengewerkt worden aan projecten die traditie en innovatie combineren.

Tijdens de tweede congresdag lag de focus voornamelijk op een erfgoedinsteek. Hoe kunnen erfgoedinstellingen een rol spelen bij het inventariseren, doorgeven, inzichtelijk maken en vernieuwen van ambachten? Het Noors model van Action-Borne Knowledge is een zeer inspirerend voorbeeld van hoe kennis en vaardigheden kunnen gedocumenteerd en doorgegeven worden van ‘meester’ op ‘leerling’. Met budgetten van Cultuur en Onderwijs, aangevuld met andere fondsen, zet het Norsk håndverksinstitutt ongeveer vijftig projecten per jaar op om vakmensen (ook financieel) bij te staan bij het leren en/of doorgeven van hun vaardigheden en technieken. Bovendien is er ongeveer vijftien jaar geleden een ‘scholarship scheme for craftsmen’ ontwikkeld, dat de mogelijkheid biedt aan excellente vaklui om zich nog verder te vervolmaken. Dit certificaat maakt dat het aanzien van ambachtslui verbeterd is binnen de Noorse samenleving, wat dan weer perspectief biedt naar de toekomst toe.

Ook de Britse Crafts Council organiseerde de voorbije jaren enkele mooie projecten, met als doel kinderen opnieuw met hun handen te leren werken volgens het principe ‘learning and thinking through making’. De organisatie zorgt ervoor dat de betrokken scholen het nodige materiaal hebben voor deze projecten, helpt bij het opleiden van de leerkrachten en brengt ambachtslui, designers en kunstenaars naar de scholen, zodat leerlingen met hen kunnen samenwerken. De Crafts Council organiseert bovendien driejaarlijks een in het V&A museum in Londen rond het thema ‘the power of making’.


Kris Callens gaf ten slotte enkele mooie voorbeelden van hoe het Zuiderzeemuseum een bijdrage levert aan het zichtbaar maken van ambachten. Probleem hierbij is echter dat het vaak gaat om statische reflecties van ambachten, terwijl het borgen van immaterieel erfgoed toch net als een dynamisch proces moet bekeken worden. Dit laatste werd dan ook meteen aangehaald door Ineke Strouken als de eerste conclusie van de dag: ambachtslieden willen niet gemusealiseerd worden! Maar toch liggen er kansen in de samenwerking met musea. Musea moeten immers ook ‘buiten’ komen en dus op een andere manier hun missie volbrengen. Bovendien komen er veel bezoekers in musea, wat kansen biedt voor de zichtbaarheid van ambachten. Ineke pleitte ook voor een samenwerking met de bedrijfswereld, voor een inventarisatie van internationale best practices en voor het betrekken van oudere werknemers bij het borgen van technieken en vaardigheden in bedrijven. Na de middag kregen de deelnemers nog de kans om een bezoekje te brengen aan het Textielmuseum en het Textiellab.

Download het uitgebreide verslag van de conferentie (pdf)