contact
MyEtwie
In de kijker

Industrial and Technical Heritage Weekend 2012

Gepubliceerd op 07/12/2012
housemill2

Van 26 tot 28 oktober organiseerde de European Federation of Associations of Industrial and Technical Heritage (E-FAITH) in Londen haar 'Industrial and Technical Heritage Weekend', de jaarlijkse ontmoetingsplaats voor de vrijwilligers en verenigingen die zich inzetten voor het industrieel en technisch erfgoed in Europa. Ook ETWIE nam deel.

Op vrijdag werd een bezoek gebracht aan de indrukwekkende 'House Mill' in de Londense East End. Deze 18de-eeuwse molen zou de grootste nog overblijvende getijdenmolen ter wereld zijn. De molen, die in bedrijf was tot 1941, fungeerde als graanmolen en voorzag de distilleerderijen van Three Mills Island van grondstoffen. Sinds de jaren 1980 ijvert de 'River Lea Tidal Mill Trust' voor het behoud en herstel van de getijdenmolen. Niet alleen wil men de molen en een deel van de machines herstellen, zodat het maalproces kan gedemonstreerd worden, daarnaast is het ook de bedoeling om in de molen opnieuw elektriciteit op te wekken.

Op zaterdag stond een hele reeks sprekers op het programma. In de Toynbee Hall passeerden bijna twintig presentaties over uiteenlopende onderwerpen de revue. Het zou ons te ver leiden om alle lezingen te bespreken, maar we lichten graag enkele interessante bijdragen toe.

David Perrett, voorzitter van de Greater London Industrial Archaeology Society (GLIAS), leidde de dag in met een interessant overzicht van de specifieke uitdagingen waarmee het industrieel erfgoed in een grootstad als Londen wordt geconfronteerd. De stedelijke ontwikkelingen gaan er vaak zo snel dat er nauwelijks aandacht is voor het industriële patrimonium. Opvallend voorbeeld in deze context waren de recente Olympische Spelen: hoewel de industriële geschiedenis van Londen wel aan bod kwam in de openingsceremonie, werd er geen rekening mee gehouden bij de uitvoering van de bouwprojecten.

Geoff Wallis besprak vervolgens de beveiliging van machines in een industriële context. Om een veilig bezoek te garanderen, kunnen een aantal ingrepen gebeuren in de fysieke ruimte. Volgens Wallis wordt met deze ingrepen echter vaak overdreven, Een belangrijke stelregel hierbij is: “Alle aanpassingen moeten minimaal, onvermijdbaar, en omkeerbaar zijn”.

Verschillende sprekers focusten op het mijnerfgoed. Naast een presentatie over het onderzoek naar de relicten van de extractie van kobalt- en ijzererts in de regio van Usseglio (Italië), was er een interessante bijdrage over de werking van het museum van de King Edward Mine, de oudste volledige bewaarde mijnsite in de als Unesco-Werelderfgoed erkende mijnregio van Cornwall. Ook in ons land werden dit jaar vier Waalse mijnsites erkend als UNESCO Werelderfgoed. Daisy Vansteene (Ecomusée Bois-du-Luc) besprak het erkenningsproces van de vier sites, waarvan de eigenschappen wonderwel complementair zijn. Uit Vlaanderen kwamen de acties rond het Petroleum Zuid in Antwerpen aan bod. De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) is recent gestart met een actie om – in extremis – de oudste gebouwen op de site te redden. Petroleum Zuid was aan het begin van de 20ste eeuw de belangrijkste petroleumhaven van Europa, en de relicten ervan bezitten een belangrijke erfgoedwaarde. Desondanks leverde de stad Antwerpen vorig jaar een sloopvergunning af.

Een interessante case-study werd voorgesteld door Ros Kerslake van de Prince’s Regeneration Trust. Deze organisatie stelt zich als doel om erfgoed in te zetten als katalysator voor de 'regeneratie' van regio's. Belangrijk hierbij zijn de lokale gemeenschappen die betrokken worden bij het hele verloop van de projecten. Een mooi voorbeeld van deze aanpak is de Middleport Pottery in Stoke-on-Trent, de laatste nog werkende pottenbakkerij uit de Victoriaanse periode. Men ontwikkelde een duidelijke visie op de herwaardering van de site (en de hele regio), maar werd tegelijk met een aantal uitdagingen geconfronteerd. Hoe kan je bijvoorbeeld het 19de-eeuws gevoel bewaren, maar toch de stap zetten naar een 21ste-eeuws museum, rekening houdend met een mix van gebruikers en activiteiten?

Interessant was zeker ook de bijdrage over het Berlin Center for Industrial Heritage, een initiatief van twee onderzoeksinstellingen, dat als regionaal platform samenwerkt met non profit-organisaties, vrijwilligers, andere erfgoedorganisaties, toerisme, industrie, sociale economie, NGO’s en artiesten. Het netwerk gaat op zoek naar de industriële roots van Berlijn, een aspect dat ontbreekt in het beeld dat de publieke opinie heeft van de stad. Voorbeelden van projecten zijn Electropolis Berlin en de thematische routes ‘Beyond the socket’, ‘Urban Hygiene’ en ‘Urban mining’. Deze routes behandelen telkens het verleden, het heden en de toekomst en bekijken erfgoed in een erg ruim perspectief.

Ook in Catalonië bestaat een sterk netwerk rond industrieel erfgoed. Assumpcio Feliu, die binnenkort voorzitter van E-FAITH wordt, lichtte de werking van de Catalan Association of Industrial Archaeology (AMCTAIC) toe. Dit netwerk verbindt 25 musea in Catalonië met elkaar en ontplooit een hele resem activiteiten rond het industrieel erfgoed van de regio. Het netwerk heeft een tijdschrift, is ‘gastheer’ van verschillende commissies, reikt jaarlijks een prijzen uit en organiseert een Industrial Heritage Forum.

Een internationaal samenwerkingsverband werd dan weer voorgesteld door de Fédération des Moulins de France. Het project RESTOR Hydro (Renewable Energy Sources Transforming Our Regions) met elf partners uit acht Europese landen, werkt aan het oprichten van een coöperatief businessmodel voor de hernieuwbare energie die geproduceerd wordt door molens. Binnen het project wil men het potentieel van watermolens demonstreren en in onbruik geraakte molensites restaurereren om er elektriciteit op te wekken.

De hedendaagse invulling van industrieel erfgoed was overigens een rode draad doorheen de verschillende bijdragen. Een mooi voorbeeld vormt het stoomgemaal Hertog Reijnout in Nijkerk (Nederland). Geregeld kunnen bezoekers de stoommachine van het gerestaureerde pompstation in werking zien. De site mag rekenen op 15 à 20 000 bezoekers per jaar, maar het blijft moeilijk om het financiële plaatje rond te krijgen. Met een cafetaria, twee vergaderzalen en een informatiecentrum tracht men ook de minder geïnteresseerde bezoeker een aangename tijd te bezorgen in het museum. Een ander voorbeeld bevindt zich aan de haven van Augusta in Sicilië: een imposante, betonnen hangar voor luchtschepen uit 1917. Met zijn opvallende architectuur vormt de hangar een origineel voorbeeld van industrieel erfgoed aan de mediterrane kust. Sinds 2002 werkt het ‘Hangar Team Augusta’, een groep vrijwilligers, aan de herwaardering van het gebouw. In samenwerking met het stadsbestuur werd een project opgezet om de hangar te redden. De vrijwilligers van het Hangar Team waakt hierbij over een gepaste herbestemming.

Doorheen veel presentaties kwam het belang van de vrijwilligers voor de sector aan bod. Zo moeten professionele musea vaak beroep doen op de kennis van vrijwilligers, bijvoorbeeld voor het identificeren en registreren van voorwerpen, werktuigen, machines... Er werd dan ook gepleit voor een goeie relatie tussen professionals en vrijwilligers, ondersteund door een beleid, een goede verhouding tussen ervaring en expertise, goed uitgebouwde faciliteiten en opleidingsmogelijkheden.

Volgend jaar wordt het Industrial Heritage Weekend georganiseerd in Neuchatel (Zwitserland). Alle informatie hierover zal te vinden zijn op de website van E-FAITH.