contact
MyEtwie
In de kijker

We moeten het eens over asbest hebben

Gepubliceerd op 01/06/2022
Categorie
etwie_asbest_ambilimon-annamala-poosari_unsplash

2021 is het jaar waarin de tweede fase van ons project rond asbest en erfgoed groen licht krijgt van minister Jambon. Zoals je ook al kon lezen in ons jaarboek, interviewde Joeri de voorzitter Hugo De Blende van STOFF vzw, een organisatie die het beladen asbestverleden in het Land van Waas bespreekbaar wil maken.

De focus van het asbestproject ligt op asbestherkenning, onderzoek en het opstellen van procedures en hulpmiddelen voor erfgoedwerkers die met asbest in contact kunnen komen. Even belangrijk is de manier waarop asbest vandaag wordt ervaren in regio’s waar grote asbestverwerkende bedrijven actief zijn geweest. Het is in die context dat we kennismaken met de werking van STOFF vzw. We schuiven aan de virtuele tafel met voorzitter Hugo De Blende voor een kennismakingsgesprek.

STOFF vzw is een relatief jonge vereniging. Hoe is de vzw ontstaan?

“Het is begonnen met een boek dat Johan De Vos anno 2017 schreef: Het boek van Sint-Niklaas. Het verscheen naar aanleiding van het 800-jarige bestaan van de stad. Daarin beschrijft De Vos verschillende aspecten van het leven in Sint-Niklaas. Eén van de hoofdstukken gaat over asbest. In het centrum van Sint-Niklaas staat namelijk de fabriek Scheerders-Van Kerchove (SVK). SVK maakte allerlei bouwmaterialen waarin asbest verwerkt werd en dat gedurende een lange periode. In het boek wordt voor het eerst nogal kritisch naar die geschiedenis gekeken. Dat heeft wel wat opschudding veroorzaakt bij de bevolking, en eigenlijk ook wel bij het stadsbestuur. In opvolging van het boek is Johan met een aantal mensen die hij van vroeger kende beginnen te praten over deze problematiek. Hij toetste ook de mogelijkheden af om met een beperkte groep rond dit thema initiatieven te nemen. De mensen die hij daarvoor aangesprak, waren mensen die hij van vroeger kende, vanuit de Academie Beeldende Kunsten in Sint-Niklaas. Johan was er directeur, ik voorzitter van de Adviesraad, Eric student aan de Academie en Veerle deed het secretariaatswerk. Dat was dus een handig begin omdat we elkaar al kenden. Die gesprekken hebben geleid tot STOFF vzw: we hebben met vier onze schouders onder dit initiatief gezet. De officiële start dateert van eind 2018.”

Wat is jouw persoonlijke betrokkenheid bij de asbestproblematiek in Sint-Niklaas?

“In mijn directe omgeving is er niemand die ziek werd of overleden is als gevolg van asbestblootstelling. Dat geldt trouwens voor iedereen die nu in het bestuur zit. Ik was in de beginjaren van mijn carrière regionaal vrijgestelde voor de KWB in het Land van Waas. Vanuit die verantwoordelijkheid heb ik veel contacten gehad met arbeiders en bedienden die werkten in bedrijven in Sint-Niklaas en het Waasland. De Boelwerf is één van die bedrijven. Ik wist vanuit die contacten hoe onverschillig sommige werkgevers met asbest omgegaan zijn. Maar dat is dan ook de enige manier waarop ik daarmee in contact ben gekomen.”

Jullie hebben een groot engagement om de asbestproblematiek in jullie regio kenbaar te maken, om dat bespreekbaar te maken. Is er één specifieke doelstelling die je er graag nog even uitlicht?

“Het massale gebruik van asbest vroeger zadelt ons vandaag op met twee problemen. Dat is de milieuproblematiek aan de ene kant, en de gezondheidsproblematiek aan de andere kant. De Vlaamse overheid heeft een plan om Vlaanderen asbestveilig te maken tegen 2040. De OVAM schat de aanwezigheid van asbest in gebouwen en infrastructuur van vóór 2001 op 2,3 miljoen ton. Als we Vlaanderen asbestveilig gaan maken, dan staan we voor een massaal probleem van afbraak, vervoer en opslag van asbest. Dat moet op een veilige manier gebeuren die niet belastend is voor het milieu en die ook niet belastend is voor de gezondheid van mensen. Dit is een grote uitdaging die weliswaar niet de focus is van onze vzw. Er bestond overigens al een lokale actiegroep die de asbestvervuiling ter harte nam. Die zette juridische stappen tegen het onveilig storten van asbest in de kleiputten van SVK; het bedrijf werd veroordeeld.

Wijzelf focussen ons op de gezondheidsproblematiek. De gevolgen van de blootstelling aan asbest zijn verregaand. Het zijn niet alleen mensen die in asbestverwerkende bedrijven gewerkt hebben die ziek worden, maar ook gezinsleden en omwonenden van de fabrieken. En niet te vergeten: ook veel doe-het-zelvers.

We kozen die insteek, omdat we dat een culturele insteek vinden. Wij komen met het bestuur uit de culturele wereld. Cultuur is voor ons de manier waarop mensen met elkaar omgaan. In het verleden ging men cynisch om met mensen die blootgesteld waren aan asbest. Dit facet van het asbestprobleem komt vandaag veel te weinig aan bod. Er wordt over gezwegen – het is bijna een taboe. Het ligt echt heel moeilijk. Dat is de reden waarom wij deze culturele invalshoek gekozen hebben. We hebben dat toen als volgt geformuleerd: we willen de gezondheidsproblematiek die gepaard gaat met asbest in de openbaarheid brengen, bespreekbaar maken, en we sturen ook aan op een erkenning van dit probleem. We hopen dat er ten aanzien van de slachtoffers erkend wordt dat er in het verleden fouten zijn gemaakt. Onze baseline was dan ook: een stem geven aan asbestslachtoffers.

In de loop van de werking zijn we de accenten toch een beetje gaan verleggen. We benoemen de gevolgen voor de gezondheid van asbestblootstelling meer en meer als ‘lastig erfgoed’. Het is een deel van de industriële geschiedenis van het Waasland waar niets over gezegd wordt, die niet beschreven wordt... Het is een verzwegen en overwerkte geschiedenis. We willen die leemte uit het verleden van de regio aanvullen. De baseline van vandaag luidt: de verzwegen en onverwerkte geschiedenis van het onrecht dat asbestslachtoffers is aangedaan beschrijven, registreren en bewaren voor de toekomst. Om dat te realiseren hebben we een eigen manier van werken: we spreken met asbestslachtoffers of nabestaanden. Hun verhalen zijn authentiek, doorleefd en dikwijls ook erg confronterend. We vinden het ook belangrijk dat deze getuigenissen bewaard worden. Als kleine vereniging hebben we niet de mogelijkheid om dat op een deskundige manier te doen. Daarom werken we samen met ETWIE dat op een deskundige wijze de uitgeschreven en geregistreerde gesprekken zal bijhouden.”

Hoe is de vzw de afgelopen jaren gegroeid?

“STOFF vzw is geen ledenvereniging in de strikte zin van het woord. Wij rekruteren geen leden, wij vragen niet om bij ons aan te sluiten en lidgeld te betalen. We bereiken wel verschillende categorieën van mensen, op verschillende manieren. Op de eerste plaats gaat het om de mensen die we interviewen: de asbestslachtoffers en hun familie. Zij vormen voor ons de belangrijkste groep in de werking. Maar we bereiken ook mensen via ons tijdschrift STOFF A, zij betalen abonnementsgeld. En via onze nieuwsbrief en website bereiken we dan weer een bredere groep, net zoals met de activiteiten die we organiseren. We hebben op dit ogenblik ongeveer een dertigtal interviews afgenomen; ons tijdschrift STOFF A wordt uitgestuurd naar 120 adressen. We zien ook wel dat onze werking ruimer bekend geraakt en gewaardeerd wordt. We werken bijvoorbeeld samen met Op Stoapel, een erfgoedvereniging die het scheepsbouwerfgoed van de vroegere Boelwerf als thema heeft. We werken ook goed samen met de longartsen van VITAZ, het ziekenhuis in Sint-Niklaas. Zij ondersteunen ons als het om medische aangelegenheden gaat. We werden ook door het UZA/UA gecontacteerd met de vraag om samen een infosessie te organiseren over nieuwe hoopgevende therapieën voor de behandeling van longvlieskanker, en onlangs is een onderzoek gestart in samenwerking met de VUB over rouwverwerking bij nabestaanden van asbestslachtoffers. En voor de bewaring van de interviews werken we dus samen met ETWIE.”

Jullie belangrijkste doelgroep zijn dus de slachtoffers en families. Hoe gaat het afnemen van die interviews juist in z’n werk?

“Die interviews zijn inderdaad de basis van onze hele werking. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Het is echt een probleem om asbestslachtoffers op het spoor te komen. Er bestaat geen register van slachtoffers en zij die over namen beschikken zijn meestal gebonden aan het beroepsgeheim. Daarom maken we gebruik van het sneeuwbaleffect: we interviewen iemand die op zijn of haar beurt iemand kent... Andere manieren hebben we ook geprobeerd, zoals oproepen in de regionale pers om met ons contact op te nemen, maar dat heeft niet veel succes gehad. Als we iemand getipt krijgen, dan nemen we contact op met die persoon en vragen we of we kunnen langskomen voor een gesprek. We doen dat het liefst bij de mensen thuis, in een vertrouwde omgeving. In de woning vind je gemakkelijker aanknopingspunten om een gesprek op gang te brengen zoals foto’s. Je ziet ook veel beter hoe mensen omgaan met verlies. We hebben geen vast stramien voor zo’n gesprek. We laten dat totaal vrij. Als we zouden werken met een gestandaardiseerde vragenlijst, zou de authenticiteit van het verhaal verloren gaan. Dat is precies wat we niet willen.

We maken op voorhand aan de geïnterviewden wel duidelijk wie we zijn en waarom we interviews afnemen. Wat met de inhoud van de interviews mag gebeuren wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de geïnterviewde en STOFF vzw. De uitgeschreven getuigenis wordt ook altijd terugbezorgd aan de geïnterviewde om te kijken of er nog zaken moeten aangepast worden. De gesprekken uitschrijven doen we trouwens heel letterlijk. We respecteren de stijl en de woorden die de mensen gebruiken.

We merken dat de gesprekken een middel zijn om het verleden te verwerken. Dit hangt uiteraard ook af van het ogenblik waarop het interview plaatsvindt, kort of lang na een overlijden. Mensen zeggen vaak: ik ben blij dat ik mijn verhaal heb kunnen doen, het heeft me deugd gedaan. De verhalen zijn natuurlijk heel intiem: het gaat over dood en ziekte... niet iets wat je aan de eerste de beste vertelt. Het is soms nodig om in verschillende fases te werken. Er is soms tijd nodig om voldoende vertrouwen te wekken.”

Dat vertrouwen opbouwen lijkt me inderdaad essentieel in de manier waarop jullie werken. Er zijn ondertussen een dertigtal interviews afgenomen. Kan je al bepaalde verhaallijnen herkennen tijdens de gesprekken? Of zijn het telkens individuele verhalen die anders zijn?

“Eigenlijk is elk verhaal heel persoonlijk. Als het gaat over gevoelens, emoties… is dat uniek voor elk interview. Die emoties gaan van gelatenheid tot woede en de vele variaties daartussen. Soms wordt een gesprek geweigerd omdat de nabestaande alles achter zich wil laten en alleen nog naar de toekomst wil kijken. Of men wil niet voluit spreken uit loyauteit aan de vroegere werkgever. Woede komt voort uit het onrecht dat is aangedaan of omdat er geen juridisch verhaal mogelijk is ten aanzien van degene die het probleem veroorzaakt heeft. Waar wel bepaalde lijnen in kunnen getrokken worden is het ziekteproces.”

Tegen 2040 is Vlaanderen asbestveilig, of dat is toch de bedoeling. Hebben jullie in dat kader nog één specifieke wens voor de toekomst?

“Ik heb eigenlijk nog twee wensen. De eerste heeft te maken met de slachtoffers. Ik hoop dat de medische wetenschap verder vooruitgang maakt in de behandeling van asbestgerelateerde ziekten. Het is hoopvol dat er lichtpunten zijn in de behandeling van mesothelioom, een behandeling die tot nog toe geen enkel perspectief bood. Ik hoop ook dat er op een bepaald moment toch wel enige (publieke) erkenning komt van het onrecht dat asbestslachtoffers werd aangedaan. Dat zou voor de asbestslachtoffers zelf toch een belangrijke stap vooruit zijn. En voor onze vzw hoop ik op continuïteit. Gezien de leeftijd van sommige bestuurders moeten we daar dringend werk van maken. Maar oplossingen liggen niet voor de hand.”

Meer weten over de werking van STOFF vzw of het asbestproject? Trek dan even aan de mouw van Joeri via joeri@etwie.be!