Hoeilaart

In de 1de eeuw werd de gemeente Hoeilaart een belangrijk centrum voor de druiventeelt onder glas, waardoor de gemeente de bijnaam'Glazen Dorp' kreeg. In 1865 bouwde Felix Sohie in Hoeilaart de eerste druivenserre. Al heel vlug werd de verkoop van kasdruiven een zeer winstgevende zaak. Vanaf 1880 gingen de Hoeilanders het voorbeeld van Felix Sohie volgen. Vanaf 1900 zou de druiventeelt een voortdurende uitbreiding kennen in de IJsevallei. In 1910 telde Hoeilaart reeds 5.176 serres. Op het einde van de jaren 50 was dit aantal aangegroeid tot meer dan 13.000. In de hele streek - Hoeilaart, Overijse, Huldenberg, Duisburg en La Hulpe - stonden er ooit 33.000. Dit aantal is thans erg geslonken wegens economische moeilijkheden.

In 1896 richtte Louis Mariën de 'Werkhuizen Mariën' op, een houtzagerij die actief was in de serrebouw. Zijn zoon Charles (1879 - 1946) die in Brussel architectuur gestudeerd had, tekende de plannen voor tal van serristenwoningen op voorwaarde dat het hout door Werkhuizen Mariën werd geleverd. Na de dood van Charles specialiseerde het bedrijf zich in de fabricage van bekistingsplaten en triplex. Het bedrijf werd zelfs marktleider in België. De werkhuizen in Hoeilaart werden gesloten in 1985.