contact
MyEtwie
In de kijker

De techniek van de taxidermist

Gepubliceerd op 22/11/2020
Categorie
tilley creations
Foto: (c) Griet Vandepitte

Wat er achter de schermen bij de taxidermist gebeurt, daar zijn we met z'n allen toch stiekem nieuwsgierig naar. Want taxidermie betekent letterlijk 'het verplaatsen van huid'. Het opzetten van dieren. Die opgezette dieren kunnen voor musea of tentoonstellingen bestemd zijn, maar worden ook vaak ingezet als decoratie in een chalet of voor het vereeuwigen van een geliefd huisdier. Hoe het ook zij, het dode dier wordt opnieuw 'tot leven' gebracht door het anatomisch correct te reproduceren. En dat is de taak van de taxidermist. Puur handwerk, letterlijk van kop tot staart!

Tussen ambacht en kunst

De technieken die je als taxidermist beheerst, zijn veelzijdig. Je moet kennis hebben van anatomie, biologie en chemie. Je moet hout bewerken, huid naaien, creatief knutselen met klei... Looitechnieken komen er ook nog bij kijken, net als beeldhouwtechnieken. Een dier opzetten is 100% handwerk en daardoor ook enorm tijdrovend. Het is een ambacht waarbij heel wat oefening en praktijkervaring nodig is vooraleer je het echt in de vingers hebt.

Om van een gestorven dier naar een opgezet dier te gaan, zijn er dus heel wat stappen te ondernemen - zo’n 200 volgens kenners! De taxidermist begint met het opmeten van alles, zoals de lengte en omtrek van de ledematen en de afstand tussen de ogen en de staart. Hij noteert en tekent erop los, zodat hij het dier bij de ‘opbouw’ perfect kan nabootsen.

Daarna volgt het villen, ofwel het verwijderen van de huid. Dat moet zeer nauwgezet gebeuren: sommige huiden zijn flinterdun en bij de minste verkeerde snede, moet je al retoucheren. Idealiter wordt het buikvlies van het dier niet opengemaakt, dus zie je tijdens het proces geen ingewanden, aders of ander weefsel. De karkassen gaan weg via een firma gespecialiseerd in verwerking van kadavers. Heel af en toe worden de schedel of sommige beenderen wel gebruikt in het opgezette dier.

Na het villen, moet de huid worden schoongemaakt. Zoveel mogelijk vlees en vet wordt weggeschraapt en de oren worden binnenstebuiten gekeerd. Daarna gaat de huid in een zoutbad, zodat alle vocht eraan onttrokken wordt en de huid niet langer aantrekkelijk is voor beestjes, zoals museumkevers en motten. Vooraleer de schoongemaakte huid naar de leerlooier gestuurd wordt, gaat de huid in een droogkast, zodat ze zeker goed droog is en onderweg niet begint te lekken. Het looien kan de taxidermist ook zelf doen, maar gespecialiseerde firma's zijn er vaak wel beter in.

Looien is een proces waarbij de chemische structuur van de huid veranderd en gestabiliseerd wordt. Taxidermist Michiel Tilley stuurt de huiden helemaal naar Duitsland. Wanneer ze terugkomen, zijn de huiden helemaal klaar voor gebruik. Sommige delen verliezen tijdens het looien hun oorspronkelijke kleur. Die worden dan, als het dier helemaal opgezet en droog is, met verf of een airbrush opnieuw in de juiste kleur geschilderd. Eventuele gaatjes (of een schotwond) worden gerepareerd. De haren van de huid worden ten slotte met een haardroger gedroogd zodat de vacht terug pluizig en zacht is.

Na het bewaren van de buitenkant van het dier, maakt de taxidermist de nieuwe ‘binnenkant’ van het dier, waar de huid dan wordt over gespannen. Die binnenkant kan uit verschillende materialen bestaan, afhankelijk van het soort dier en de voorkeur van de taxidermist. Vroeger werden meestal hooi en ijzerdraad gebruikt, of ook wel houtsnippers, papier-maché of gipsen mallen. Vandaag zie je voornamelijk polyurethaan of purschuim mallen. Die mallen zijn volop beschikbaar in taxidermiewinkels, net zoals de scalpels en ander belangrijk gereedschap voor de taxidermist. Je kan dus een vorm van een hert of vos bestellen, waarna de taxidermist de vorm op maat maakt volgens de afmetingen die aan het begin van het taxidermieproces werden genoteerd. Klei wordt ingezet om de spieren en de ruimtes rond de ogen, mond en neus te vormen. De echte ogen van het dier worden niet hergebruikt, want die zouden verrotten. Maar er bestaan hele catalogi vol met plastic en glazen dierenogen! Soms wordt gevraagd om een dier in een bepaalde houding op te zetten, bijvoorbeeld een leeuw in aanvalspositie of een aap hangend aan een tak. Bij ingewikkelde poses wordt een interne structuur uit metaal gelast om het dier te ondersteunen en het evenwicht te bewaren.

Wanneer de binnenkant klaar is, gaat de huid erover. Bij zoogdieren wordt de vacht meestal op de mal gelijmd. Bij vogels kunnen de veren dan weer gespeld of verlijmd worden. Om de dieren weer levendig te maken en terug in volle glorie te laten zien, worden de neus, oogranden en dergelijke weer bijgekleurd met een airbrush, een verfspuit en krijgen de ogen nog een finaal afwerkingslaagje zodat ze netjes blinken.

Tussen schoonheid en weerzin

Dieren worden best meteen na hun dood naar de taxidermist gebracht. Die stopt het dier in de diepvries zodat het niet verder kan ontbinden. Bij het bezoek aan taxidermist Michiel werd net een prachtige vos afgeleverd! Heel wat mensen laten vandaag ook hun geliefde huisdieren op die manier vereeuwigen. Dwergkonijnen, katten, honden en vogels; ze passeren allemaal de revue. Taxidermie biedt een enorme troost voor veel mensen, doordat ze hun huisdier nog steeds dicht bij zich hebben. Geen enkel dier wordt overigens gedood om het te kunnen opzetten! De dieren sterven een natuurlijke dood, bijvoorbeeld in dierentuinen of dierencentra.

In tegenstelling tot wat je zou denken, komt er bij taxidermie weinig bloed kijken. Als je het villen van de huid netjes aanpakt, moet de huid eigenlijk als een omhulsel van het dier kunnen loskomen, zonder dat je in het buikvlies snijdt, dus zonder dat er organen of rondspattende bloeddruppels te zien zijn.

In Vlaanderen zijn er nog tien tot vijftien taxidermisten die hun brood verdienen met het opzetten van dieren. Ze werken meestal op vraag en zetten huisdieren, vogels of jachttrofeeën op. Of ze werken voor winkels die opgezette dieren verkopen. Een uitzonderlijk duo vind je over de Nederlandse grens met Darwin, Sinke en van Tongeren. Klopt, met Darwin in hun naam brengen ze een ode aan Charles Darwin. Sinke en van Tongeren verheffen opgezette dieren waarlijk tot kunst. Zo was er in Londen een tentoonstelling, waarbij kunstenaar en kunstverzamelaar Damien Hirst een flinke collectie opgezette pelikanen, hanen en ara’s bij hen kocht om in zijn museum te etaleren.

Tussen wetenschap en curiosa

Er zijn middeleeuwse bronnen die melding maken van opgezette vogels of gedroogde krokodillen, maar uit die tijd zijn er - begrijpelijk genoeg – zeer weinig objecten bewaard gebleven. De officieuze start van de taxidermie situeert zich in de vroege 16e eeuw. De eerste opgezette dieren doken toen op in de ‘kunstkammern’ of wonderkabinetten van welgestelden en machthebbers. Verzamelaars waren gefascineerd door exotische dieren en stalden ze uit in een aparte pronkkamer, samen met andere curiosa. In de 18e eeuw, tijdens de Verlichting, nam de kennis over natuurkunde toe en werden opgezette dieren een manier om ontdekte diersoorten te bewaren vanuit wetenschappelijk motief.

Die eerste methodes om dieren op te zetten waren heel alchemisch van aard. En dan moest het dier al in goede toestand bij de taxidermist geraken. Heel vaak werden dieren meegebracht uit andere werelddelen. Dan waren de lijken al in ontbonden toestand of ze misten een ledemaat... Ook na het prepareren van het dier, had ongedierte nog steeds vrij spel. De toen gekende methodes voldeden immers niet om kevers en motten te weren die zich tegoed deden aan de huid.

De Franse ornitholoog en apotheker Jean-Baptiste Becoeur legde in de eerste helft van de 18e eeuw de basis voor de taxidermie zoals we die vandaag nog kennen. Becoeur vond het niet fijn dat de verzamelingen van zijn vrienden stelselmatig uit elkaar vielen en zocht een manier op de opgezette dieren langer te kunnen bewaren. Hij pakte zijn zoektocht zeer systematisch aan en probeerde heel wat chemische producten uit. Telkens prepareerde hij één dier met één product. Pas jaren later zag hij resultaat: de opgezette dieren behandeld met arseen, kamfer, kaliumcarbonaat en gebluste kalk waren insect- en ongediertevrij! Dus maakte hij op basis van die vier producten een pasta: arsenicumzeep. Door het insmeren van de gevilde (en eventueel gelooide) huid met arsenicumzeep of het onderdompelen ervan in een arseenbad, werd de huid beschermd tegen motten, spekkevertjes en andere kleine ongewenste diertjes. Het nadeel was natuurlijk dat ook de taxidermist een hoeveelheid arseen binnen kreeg. Dat zorgde voor vergiftiging, blindheid en zwerende wonden... Toch werd arsenicumzeep tot in de jaren 1970 vaak gebruikt. Daarna werd overgeschakeld op andere en nieuwe doeltreffende producten.

In de late 18e en doorheen de 19e eeuw was taxidermie niet langer het speelveld van rijke verzamelaars en gekroonde hoofden. Vanuit natuurhistorische verzamelingen groeiden musea en kreeg taxidermie een wetenschappelijke dimensie: de dieren zo natuurgetrouw mogelijk namaken om op die manier onderzoek mogelijk te maken. Ook in musea zien we dikwijls opgezette dieren in hun natuurlijke habitat, zodat we die van dichtbij kunnen bewonderen. Want dat lukt niet altijd in real life, natuurlijk... Wist je dat het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen een vaste taxidermist in dienst heeft?

In de 19e en vroege 20e eeuw was de gemiddelde leeftijd van een dier in de dierentuin ongeveer twee jaar. Daarom stond een zoo ook heel vaak vol met opgezette dieren, om het publiek toch te laten kennismaken met de exotische wereld. In het midden van de 19e eeuw waren opgezette dieren eigenlijk heel populair, maar dan in antropomorfe vorm, dus met menselijke kenmerken en handelingen. Zo zien we al eens kaartende kikkers, lezende vossen en vioolspelende muizen. Redelijk ambigue dus: kitcherig, maar eigenlijk ook een statement om de menselijke superioriteit ten opzichte van andere fauna te etaleren.

Vandaag worden er ook dieren opgezet met het oog op de toekomst. Het leven op onze planeet ondervindt heel wat gevaren door de klimaatopwarming en diersoorten verdwijnen bij de vleet. Nu moeten we beslissen welke dieren we zullen opzetten en bewaren voor de toekomst. Wat wordt de fossiel van morgen? Daar gaan taxidermisten ons bij helpen!

WIST-JE-DATJES

Bronnen:

Gesprek met taxidermist Michiel Tilley, van Tilley Creations, 18/11/2020.

Lemaître, J. & Demeulemeester, T. Wonders are collectible: taxidermie, verstilde schoonheid. Tielt, Lannoo, 2016, 176 p.

De Wispelaere, A. “Villen voor de wetenschap.” In: EOS, 2015 (12), pp. 38-41.

Chislett, H. Darwin, Sinke & Van Tongeren: our first book. Tielt, Lannoo, 2018, 303 p.

Foto's, van boven naar onder:

- Michiel Tilley in zijn atelier. (c) Griet Vandepitte

- Het zoutbad. Foto: ETWIE

- Polyurethaan vormen. Foto: ETWIE

- Gereedschap van een taxidermist, volgens een van de vele 'how to'-boekjes uit de 19e eeuw

- Het recept voor arsenicumzeep

- Stoned Fox, door Brits artiest en taxidermist Adele Morse. (c) Amouse, CC BY-SA 4.0

Verwante gemeentes

Google Maps laden ...