contact
MyEtwie
In de kijker

Gevloerd en betegeld: de Belgische tegelindustrie

Gepubliceerd op 04/11/2012

Belgische tegelbedrijven kenden in het begin van de 20ste eeuw faam in binnen- en buitenland. Bedrijven als Boch Frères, Gilliot en Maison Helman waren toonaangevend. In het MIAT in Gent loopt nu de tentoonstelling ‘Gevloerd en betegeld’, waarin je alles te weten komt over de Belgische tegelindustrie, van art nouveau tot seventies. De expo, met tegelexpert Mario Baeck als gastcurator, brengt zowel het technische verhaal van het productieproces als het meer esthetische verhaal met prachtige realisaties van Belgische tegelbedrijven.

Al van in de Oudheid bekleedden mensen vloeren en wanden met keramisch materiaal. In onze gewesten ontstond vanaf de vroege middeleeuwen een belangrijke productie van keramische loodglazuurtegels voor vloeren. Later produceerde men ook kleurrijke tinglazuur-, faience- of majolicategels voor vloeren en wanden. In de 16de eeuw werd Antwerpen zelfs een van de belangrijkste Europese productiecentra.

De industriële revolutie bracht vanaf de late jaren 1840 grote veranderingen in de vervaardiging van tegels en andere kleiproducten. Moderne machines en technieken leidden daarbij tot specialisatie en schaalvergroting. De ontdekking van de droogperstechniek, in 1840, was in dit verband zonder meer baanbrekend. In België was de heropleving van de tegelindustrie voor een groot deel te danken aan de familie Boch, die belangrijke vernieuwingen vanuit Engeland op het Europese continent introduceerde. De innovaties van Boch Frères, gevestigd in La Louvière, zorgden voor een doorbraak van de industrieel vervaardigde keramische vloertegel, en vanaf 1871 veroverde ook de ingelegde cementtegel vrij snel de internationale markt.

Ook de wandtegelindustrie kende vanaf het midden van de 19de eeuw een belangrijke impuls. Naast motieven uit de Nederlandse traditie van de Delfts-blauwe tegel en neoclassicistische, neogotische en neorenaissance-motieven, worden veel tegels geproduceerd met naturalistische afbeeldingen van bloemen, fruit, dieren en vogels, met romantische genretafereeltjes of met landschappen en stadszichten. Na de ontwikkeling in de jaren 1880 van weerbestendige wandtegels in 'gres' of steengoed werd het gebruik van tegels ook erg populair voor toepassingen buiten. Met name in de art nouveau-architectuur werden de mogelijkheden van de industriële wandtegel op een esthetisch hoog niveau benut. De voorkeur ging daarbij uit naar bloemen en planten met sierlijke ranken of bladeren, en zo mogelijk met een betekenisvolle symboliek. Terwijl in het interieur doorgaans serieproducten werden toegepast, zijn in gevels en portieken vaak unieke, speciaal op maat gemaakte tegelpanelen te vinden.

Aan de enorme bloei van de decoratieve tegeltoepassingen - maar ook mozaïeken en graffitti - tijdens de belle époque kwam een abrupt einde door het uitbreken van WO I. Bij de meeste fabrieken en ateliers werd de productie noodgedwongen stilgelegd, maar door de wederopbouw na de oorlog kende de tegelproductie al snel weer een bloeiperiode, weliswaar met over het algemeen vrij behoudsgezinde ontwerpen.

In de jaren 1920-1930 brachten nieuwe stijlopvattingen en economische factoren in de jaren 1920-1930 grote veranderingen in de tegelproductie. De realisaties uit het interbellum pasten zich aan aan de vereisten van de art deco en het modernisme, en vaak koos men voor geometrisch uitgewerkte betegelingen, met aandacht voor onderhoudsgemak en hygiëne. Een opmerkelijke realisatie uit deze periode is de betegeling van de twee voetgangerstunnels onder de Schelde in Antwerpen, waarvoor een beroep werd gedaan op de firma Gilliot uit Hemiksem. Ook heel wat kerken werden voorzien van keramische tegelvloeren en kleurrijke tegelrealisaties, vaak door Gilliot of Helman.

Toch stond de keramische vloer- en wandtegelindustrie onder druk tijdens het interbellum. De keramische tegel boette in aan populariteit, ten voordele van de veel goedkopere cementtegel. Ook andere goedkope materialen, zoals linoleum, werden geduchte concurrenten voor de keramische tegels. De tegelproducenten probeerden de situatie te keren door in reclamecampagnes te wijzen op de onovertroffen basiskwaliteit van hun product: de duurzaamheid.

Na de Tweede Wereldoorlog volgde, dankzij de grote bouwactiviteit, opnieuw een periode van bloei. Rond 1949 waren in België nog steeds dertien fabrieken actief, met een jaarlijkse productie van 1,6 miljoen vierkante meter. De doorbraak van de 'internationale stijl', met een meer speelse en vrolijke architectuur en keuzes voor andere materialen, zette het tegelnijverheid echter weer onder de druk. Op artistiek valk verschoof de vervaardiging van decoratieve keramische panelen meer en meer naar een ambachtelijke creatie voor specifieke opdrachten. Bovendien werden massaal goedkopere tegels uit het buitenland ingevoerd. Vanaf de jaren 1950 kende de sector een periode van fusies, overnames en sluitingen. De Belgische tegelindustrie verloor de strijd tegen de globaliserende economie. In 2000 sloot in Welkenraedt de laatste vloertegelfabriek in België de deuren. Daarmee ging een ooit bloeiende industrietak in ons land wellicht definitief teloor.

De tentoonstelling 'Gevloerd en betegeld' loopt nog tot 10 maart 2013 in het MIAT (Minnemeers 9, 9000 Gent). Het boek, uitgegeven op tegelformaat, kost 24,95 euro en is te koop in het MIAT en de boekhandel. Ook werd een wandel- en fietsgids gepubliceerd, waarmee je Gentse huizen en handelspanden met kleurrijke tegelfriezen of tegelpanelen kunt ontdekken. Meer informatie vind je op gevloerdenbetegeld.be.

Verwante gemeentes

Google Maps laden ...