Haar
HoofdthemaHaar is grover, glanzender en stijver dan wol. Het haar is afkomstig van konijn, alpaca, geit, lama, kameel, koe of paard. Het meest gekend is hazen- of konijnenhaar dat gebruikt werd voor het vervaardigen van hoedenvilt.
Erfgoed
Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was Lokeren het centrum van de haarsnijderijnijverheid, een voorbereidende industrie die konijnen- en hazenvellen prepareert tot vilthaar voor de hoedenfabricatie over de hele wereld. Na de teloorgang van de Lokerse hoedenmakerij bleef de haarsnijderijnijverheid overeind. Deze bleef als een zelfstandige voorbereidende industrie standhouden.
Naast Lokeren en Zele waren er ook concentraties van haarsnijderijen in het Meetjesland, in de omgeving van Gent en in en rond Brussel.
Vanaf de jaren 1960 begon de haarsnijderijnijverheid in Lokeren te tanen. Er werd steeds meer gebruik gemaakt van synthetische materialen en het dragen van hoeden raakte uit de mode. De fabrieken sloten één voor één.
Techniek
Als grondstof voor de haarsnijderij werd het haar van tamme konijnen, van wilde konijnen en van hazen gebruikt. De konijnen en hazen werden al dan niet via tussenpersonen verzameld door groothandelaars, die het vlees verkochten en de huiden droogden om ze dan af te leveren aan hoeden- en bontbedrijven.
De afgestroopte vellen kwamen binnenstebuiten in de haarsnijderijen binnen. Veelal vertoonden ze verharde huidplooien, waardoor ze moeilijk te bewerken waren. De vellen werden opnieuw mals gemaakt, schoon geschuurd en gereinigd. Vervolgens werden ze ingestreken met een chemische vloeistof op basis van kwikzilver en zoutzuur. Door het kwiknitraat werd de hoornlaag rondom de haren gespleten, die zich zo aan elkaar konden vasthechten. Het instrijken gebeurde oorspronkelijk met de hand. Hierna werden ze naar een droogoven gebracht, opnieuw natgemaakt en gestapeld en geperst onder met stenen verzwaarde planken. Door de druk en de vochtigheid voltrok zich het viltproces.
Pas hierna werden huid en haar van elkaar gescheiden.
De haarindustrie was op verschillende vlakken een vuile en vervuilende industrie, zowel door de dierlijke materie als door de chemische stoffen en de onaangepaste werkruimtes.
Bron: L. Heyvaert, De haarsnijderijnijverheid in Lokeren: de geur van een onderhuids epicentrum in: M. Deckers, T. Oost, gHOED geMUTSt : over het maken en dragen van een hoed, Sint-Niklaas, 2004, p. 30-37.
Actoren
Wie weet iets?
Wie heeft iets?
Wie kan iets?
Verwante publicaties
Titel | Auteur | Jaar | |
---|---|---|---|
De haarsnijderijen te Lokeren | Marcel PIETERS | 1988 | Bekijk de publicatie |
De haarsnijderijnijverheid in Lokeren en museale voorstelling in het stedelijk museum | Leen HEYVAERT | 2010 | Bekijk de publicatie |
De kost van een industrie: de geschiedenis van de Lokerse haarsnijderijen vanuit een sociaal, ecologisch en epidimiologisch perspectief | Maarten VAN DYCK | 2012 | Bekijk de publicatie |
Delokaliseren in de 19de eeuw. De Duits-Britse familie Enke en de haarsnijderij-nijverheid in de regio Meetjesland | Frederik DE COCKER | 2008 | Bekijk de publicatie |
Een journalistieke reportage over de Lokerse haarsnijderijen in de jaren 1930. | Marcel PIETERS | 2001 | Bekijk de publicatie |
Haarsnijderijen in Lokeren. Een verhaal van vilt en vriendschap in het vernieuwde stadsmuseum Lokeren | Kris DE BEULE | 2012 | Bekijk de publicatie |
Hygiëne in de Lokerse haarsnijderijen. Een ooggetuigenverslag uit 1956. | Rik VAN DAELE | 2006 | Bekijk de publicatie |
Karel Beerblock (1854-1918) en zijn coöperatief experiment in de Lokerse haarsnijderijnijverheid | Leen HEYVAERT | 2004 | Bekijk de publicatie |
Over Engelse bolhoeden en Lokerse haarsnijderijen. | André BELLENS | 2006 | Bekijk de publicatie |
Locaties
Verwante gemeentes