contact
MyEtwie
In de kijker

Uit de kennisbank: jute in Lokeren

Gepubliceerd op 13/08/2021
Categorie
NV. Bergendries, collectie Stadsarchief Lokeren
Foto: nv Bergendries, collectie Stadsarchief Lokeren

De kennisbank van ETWIE bestaat intussen zeven jaar. Ze bevat maar liefst 1620 fiches over mensen en organisaties - 'actoren' - die bezig zijn met technisch, wetenschappelijk of industrieel erfgoed. Dan zie je soms door het bos de bomen niet meer. Daarom laten we elke maand iemand in de kennisbank duiken, om er vervolgens één onderwerp uit te plukken en dit in de kijker te zetten.

Deze maand is het de beurt aan Franky Baeyens, voorzitter van de Stedelijke Museumcommissie Lokeren met bijzondere interesse voor de Lokerse textielgeschiedenis. Hij koos voor het thema jute.

Waarom de Lokerse jute-industrie?

"Na 25 dienstjaren bij één van de laatste Lokerse vlasspinnerijen heb ik altijd een bijzondere interesse gehad in de textielindustrie en dan vooral in de vlassector. Als huidig voorzitter van de Stedelijke Museumcommissie kwam het Stadsmuseum dan ook bij mij terecht voor het maken van een studie over de Lokerse textielindustrie.

Na maanden opzoekingswerk kwam ik in een kluwen van bedrijven terecht op de wijk Bergendries, met als voornaamste de Usines Réunies Bergendries: ooit begonnen als een eenvoudig juteverwerkend bedrijf en later uitgegroeid tot één van de grootste Belgische jutespinnerijen/-weverijen.

Mijn ouderlijke woning situeerde zich in vogelvlucht nog geen 500 meter van dit Lokerse textielbedrijf. De enige herinnering die ik als kind heb aan 'den drol' - in de volksmond de enige gekende naam voor de Usines Réunies Bergendries - is het loeien van de bedrijfssirenes om 12 uur en om 12.30 uur, bij het begin en het einde van de schafttijd voor de dagploeg. Misschien een beetje uit nostalgie ben ik dan ook verder gaan zoeken in de rijke voor- en nageschiedenis van dit roemrijke Lokerse jutebedrijf."

Stakende textielarbeiders bij NV Bergendries, Julien Van Bogaert, 1958, collectie AMSAB
Foto: Stakende textielarbeiders bij nv Bergendries, Julien Van Bogaert, 1958, collectie AMSAB

Jutefabriek S.A. Usines Réunies Bergendries

"In 1873 richten de ondernemers Vijt, Willems, Back en Verbruggen uit Sint-Niklaas in Lokeren een jutebedrijf op: Ets. Vijt & Cie. Ze kiezen voor een strategische locatie op de hoek van de steenweg Gent-Antwerpen en de net aangelegde statige Groendreef. Rond het station was een nieuwe wijk ontwikkeld met statige herenhuizen, grote en kleine fabrieken en prestigieuze directeursvilla’s. Aan plaats en transportmogelijkheden geen gebrek dus…

In de loop der jaren stappen de heren Willems en Back uit het bedrijf, en in 1900 richten de families Vijt en Verbruggen een nieuw jutebedrijf op, Jutière et Tissage de Lokeren, met ook een juteweverij erbij. De oorspronkelijke gebouwen worden uitgebreid langs de kant van de Groendreef richting station. In 1928 wordt het bedrijf een naamloze vennootschap en komt er ook een jutespinnerij bij. De families Vijt en Verbruggen blijven de hoofdaandeelhouders en dopen het bedrijf om tot S.A. Usines Réunies Bergendries, naar de wijk waar de fabriek ligt. In de volksmond wordt de fabriek snel 'den drol' genoemd - in de betekenis van een stuk ruw weefsel."

S.A. Usines Réunies Bergendries, gevel Groendreef, collectie Stadsarchief Lokeren
Foto: S.A. Usines Réunies Bergendries, gevel Groendreef, collectie Stadsarchief Lokeren

Van weverij Otten-Sohier naar tapijtenfabriek Alverta

"Op de gronden in de Groendreef, naast de Jutière et Tissage de Lokeren, starten in 1906 de families Otten en Sohier een mechanische weverij, blekerij en ververij. Het bedrijf Otten-Sohier specialiseert zich in het weven van fijne stoffen in katoen, linnen en kunstzijde. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het bedrijf het zeer moeilijk om terug op te starten, en in 1953 moet het uiteindelijk de boeken sluiten.

Voor de succesvolle buren van S.A. Usines Réunies Bergendries is dit een unieke gelegenheid om nog eens uit te breiden. De directie beslist om de vroegere gebouwen van de firma Otten-Sohier over te nemen en er een tapijtenbedrijf in onder te brengen. De nieuwe firma Alverta is een van de eerste in de tapijtsector die met de tufting-methode produceert. De aandeelhouders van Alverta zijn dezelfde als die van S.A. Usines Réunies Bergendries, dat ondertussen zijn naam veranderd heeft in nv Bergendries.

In 1959 beslist de directie van Alverta om het bedrijf te sluiten. Tegen deze sluiting breekt in november een staking uit die duurt tot mei 1960, maar uiteindelijk toch het einde van Alverta niet kan tegenhouden.

De directie van Alverta beslist om de gebouwen terug te verkopen. Het is de ‘Leidsche Wolspinnerij’ die uiteindelijk in 1961 de grond en de gebouwen aankoopt om er hun dochteronderneming Neveda in onder te brengen. Wanneer de Leidse Wolspinnerij in 1988 failliet gaat, als enige klant van Neveda, moet ook dit bedrijf, dat nochtans goed draait, in 1988 de boeken sluiten."

Tapijtenfabriek Alverta, collectie Stadsarchief Lokeren
Foto: Tapijtenfabriek Alverta, collectie Stadsarchief Lokeren
S.A. Usines Réunies Bergendries op de voorgrond en links bovenaan weverij Otten-Sohier, collectie Stadsarchief Lokeren
Foto: S.A. Usines Réunies Bergendries op de voorgrond en links bovenaan weverij Otten-Sohier, collectie Stadsarchief Lokeren
NV. Bergendries, collectie Stadsarchief Lokeren
Foto: nv Bergendries, collectie Stadsarchief Lokeren

Het einde van nv Bergendries

"De nv Bergendries heeft in de jaren 1950 meer dan 500 werknemers in dienst en produceert 6000 ton juteweefsel per jaar, wat op dat moment overeenkomt met meer dan de helft van de volledige Belgische productie. Juten zakken zijn een belangrijk deel van de productie, en die zijn in landbouw, industrie en transport alomtegenwoordig.

Aan het einde van de jaren 1950 geraakt het bedrijf echter in de problemen en in mei 1965 wordt nv Bergendries failliet verklaard na een aanzienlijk financieel tekort. Deze faling komt verdacht voor, omdat er zelfs nieuwe machines aangekocht blijken die nooit zijn uitgepakt.

De volledige inboedel van nv Bergendries wordt nadien openbaar verkocht. De Nederlandse textielonderneming Ter Horst (zowat de Nederlandse tegenhanger van nv Bergendries) doet een bod van 30 miljoen Belgische Frank. Binnen de wettelijke periode van 15 dagen doet echter de Société Coöperative Jutibel, het patroonsverbond van Belgische juteverwerkende bedrijven dat bestaat uit bijna alle Belgische concurrenten van nv Bergendries, een bod van 52,5 miljoen Belgische Frank, om de Nederlandse concurrentie definitief uit te schakelen. Omdat Jutibel met de inbreng van kapitalen van alle Belgische juteverwerkende bedrijven dit bedrag niet kan neertellen, roept het de hulp in van Franse jutebedrijven. Later komt uit dat personen van Jutibel reeds vóór de verkoop de machines van nv Bergendries al hadden verdeeld. De 300 werknemers van nv Bergendries komen zo op straat te staan."

Ter Horst, de laatste jutefabrikant in Lokeren

"Na de verkoop van nv Bergendries aan Jutibel stelt de Nederlandse firma Ter Horst zich als tegenzet kandidaat om in Lokeren een perceel industriegrond aan te kopen. Op 17 november 1966 wordt door de Lokerse gemeenteraad beslist om een stuk industriegrond van ongeveer 3 hectare tussen de Weverslaan en de Waasmunsterbaan te verkopen aan het Nederlandse bedrijf. Hiermee komt de gemeenteraad tegemoet aan de vraag van de meer dan 300 ontslagen textielarbeiders om in de stad aan het werk te kunnen blijven.

Jutibel vreest de concurrentie nog steeds, en overtuigt zelfs de toenmalige minister van Economische Zaken Pierson om de vergunning voor de bouw van het juteverwerkend bedrijf Ter Horst in Lokeren in te laten trekken. Dit verzoek van Jutibel aan de minister wordt streng veroordeeld door de vakbonden, die op hun beurt - en met succes - deze patronale reactie verhinderen. De meeste werknemers van het ‘vergane’ nv Bergendries kunnen zo uiteindelijk terug aan de slag bij het Nederlandse Ter Horst. Het bedrijf ziet op zijn beurt de jutesector volledig instorten en sluit reeds in 1972 de deuren. Na overname door UCO (Union Cotonnière, nvdr) zit in de vroegere gebouwen van Ter Horst momenteel het textielbedrijf IFG Cresco."

IFG Cresco: high-tech textiel in de 21e eeuw

"In 1972 start de Gentse textielgroep UCO in Lokeren in de vroegere gebouwen van Ter Horst een nieuwe weverij en extrusieafdeling voor kunststoftextiel op. Vanaf 1990 wordt de vestiging een afzonderlijke vennootschap onder de naam UCO Technical Fabrics nv.

De Lokerse UCO-vestiging vindt gedurende 25 jaar zijn belangrijkste concurrent voor de productie van technische weefsels in het bedrijf nv Phormium in Zele, dat na 1972 van jute overschakelt op polypropyleengarens voor technisch textiel. In oktober 1996 verkoop UCO haar dochteronderneming UCO Technical Fabrics voor een bedrag van 450 miljoen Belgische Frank aan concurrent Bonar Phormium in Zele, en smelten beide bedrijven samen tot het huidige IFG Cresco. Als onderdeel van een van de grootste Europese textielgroepen, International Fibres Group, is de Lokerse vestiging IFG Cresco een belangrijke speler in de productie van weefsels voor de tuinbouwsector en de industrie, net zoals zijn voorloper nv Bergendries."

Bronnen:

  • Stadsarchief Lokeren

  • De Souvereinen – Tijdschrift Heemkundige Kring Lokeren (1992)

  • Dagblad Het Volk (24 maart 1972)

  • Studie Lokerse Textielgeschiedenis (Franky Baeyens)

  • Info IFG Cresco

  • “De Tijd” 22 oktober 1996

IFG Cresco, extrusieafdeling, Weverslaan Lokeren, Fotokultuur, collectie IFG Cresco
Foto: IFG Cresco, extrusieafdeling, Weverslaan Lokeren, Fotokultuur, collectie IFG Cresco
IFG Cresco - Phormium - breimachine_© Fotokultuur
Foto: IFG Cresco, Weverslaan Lokeren, Fotokultuur, collectie IFG Cresco

Nieuwsarchief

Verwante gemeentes

Google Maps laden ...